Als Alice in Wonderland in de Jeugdzorg (deel 2)

In het gezin in mijn privé omgeving zijn de kinderen uit huis geplaatst. De uren en dagen gaan sindsdien tergend langzaam voorbij. Onder de kwaliteiten die ik bezit gaat helaas geen ‘zitten op mijn handen’ schuil. Dus hoe is dat dan te verlangen van de ouder in kwestie? Een plan wordt niet gemaakt, het netwerk niet benut. Aan waarheidsvinding “wordt niet gedaan”. Je zou denken dat het in ieders belang is hier wel aan te doen? Van de ouder met het machtige verhaal, van de ouder in het beklaagde bankje, van de aan pleegzorg onderworpen kinderen en van de betrokken hulpverleners. Zich niet uitspreken over het machtige verhaal, niet actief op zoek gaan naar de feiten, voorkomt dat de hulpverlener in een loyaliteitsconflict beland. Zou dat de reden zijn? De vrees partij te worden? Partijdig zijn vergt moed. Moed die versterkt wordt door kennis en ervaring, zicht krijgen op het grote geheel, ieder van de betrokkenen aan te spreken op verantwoordelijkheden en krachten, belangen en behoeften van kinderen op nummer 1 te zetten.  Door ‘geen partij’ te worden is er niemand partij met de kinderen en regeert het machtigste verhaal; in dit geval het verhaal van beschuldigingen. Het blijft leidend en maakt dát de hulpverlener niet (onbedoeld) zeer partijdig; als bekrachtiger van het verhaal, het laten voorbestaan van het verhaal? Onverdraaglijk.  Erover schrijven helpt me het enorme machtsverschil tussen gezin en Jeugdzorg wat te verzachten. Macht in “vrijwillig” kader. De klok tikt. Hechtingsbreuken zijn gemaakt, vertrouwen tussen kinderen en hun ouders is beschadigd, vertrouwen van ouders in de jeugdzorg is niet verkregen.  Wanneer mogen we beginnen met repareren?

 

 



Reacties zijn gesloten.